ECLI:NL:CRVB:2007:BA5323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 12 mei 2005 zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, geboren in 1946, was werkzaam als montagemedewerker en viel op 11 januari 2002 uit vanwege rug-, knie- en hartklachten. Het Uwv had appellant per 10 januari 2003 niet in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou bedragen. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellant.
In hoger beroep stelde appellant dat hij volledig arbeidsongeschikt was, ondanks dat hij theoretisch geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Hij gaf aan dat hij na een uur werken weer was uitgevallen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door appellant ingebrachte informatie geen aanleiding gaf voor een ander oordeel. De Raad onderstreepte dat de subjectieve beleving van appellant van zijn klachten niet afdoet aan de objectief vastgestelde beperkingen. De Raad concludeerde dat appellant zijn eigen werkzaamheden kon uitvoeren, ondanks zijn forse beperkingen.
De uitspraak werd gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter, met C.W.J. Schoor en H.G. Rottier als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2007.