ECLI:NL:CRVB:2007:BA5312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- P. van der Wal
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen herziening WAO-uitkering en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2005, waarin het bezwaar tegen de herziening van zijn WAO-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 mei 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Hesseling, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 12 juli 2002, waarin zijn uitkering werd herzien van 80-100% naar 15-25% arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft in de procedure een verweerschrift ingediend en op 28 maart 2007 een nieuw besluit gestuurd, waarin het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 28 maart 2007 zijn partijen niet verschenen.
De Raad overweegt dat het belang van appellant bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 7 februari 2003 in beginsel is komen te vervallen, omdat er geen verzoek om schadevergoeding is gedaan. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft echter wel het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-- voor rechtsbijstand in eerste aanleg en hoger beroep, en heeft bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 134,-- vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier op 9 mei 2007.