ECLI:NL:CRVB:2007:BA5121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en afwijzing kwijtschelding restschuld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het verzoek om kwijtschelding van een restantvordering van € 3.175,59 door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is afgewezen. Appellant had in totaal een bedrag van € 8.289,76 aan bijstandsuitkering onterecht ontvangen, wat leidde tot de terugvordering door de gemeente. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant sinds oktober 2000 onafgebroken aflost op de schuld, maar niet voldeed aan de voorwaarde van een onafgebroken aflossingsperiode van 60 maanden, zoals vereist door het gemeentelijk beleid. Het College had het verzoek om kwijtschelding afgewezen op basis van dit beleid, dat sinds 1 oktober 2001 van kracht is. Appellant voerde aan dat het beleid in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding moesten geven tot afwijking van het beleid.
De Raad oordeelde dat het College zijn beleidsvrijheid correct had ingevuld en dat het beleid niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.