ECLI:NL:CRVB:2007:BA4817

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-7117 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.S.E. Wulffraat-van Dijk
  • C.P.M. van de Kerkhof
  • E. Dijt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ziekengeld aan appellante na hersteldverklaring door verzekeringsarts

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 november 2005 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, werkzaam als inpakster van stropdassen, had zich op 20 september 2004 ziek gemeld vanwege hoofdpijn, hartkloppingen en schildklierproblemen. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 7 januari 2005 werd appellante per 10 januari 2005 hersteld verklaard. Het Uwv weigerde echter om vanaf die datum een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) te verstrekken, wat leidde tot het bestreden besluit op 15 maart 2005. De rechtbank bevestigde dit besluit, waarop appellante in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 28 maart 2007 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr.ir. H.H. Veurtjes. Het Uwv was niet vertegenwoordigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische informatie van de huisarts, cardioloog en internist in overweging genomen. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar medische klachten, in staat was om haar lichte werkzaamheden als stropdasinpakster te verrichten. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts op goede gronden appellante per 10 januari 2005 hersteld had verklaard, en dat het Uwv terecht de uitkering had geweigerd.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter en J.J. Janssen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 mei 2007.

Uitspraak

05/7117 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2005, 05/1754 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr.ir. H.H. Veurtjes, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2007. Namens appellante is verschenen mr.ir. Veurtjes. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Appellante was werkzaam als inpakster van stropdassen. Op 20 september 2004 heeft zij zich ziek gemeld met hoofdpijn en hartkloppingen. Tevens was sprake van schildklierproblemen. Op 7 januari 2005 is zij onderzocht door een verzekeringsarts die haar per 10 januari 2005 hersteld verklaarde. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 7 januari 2005 geweigerd appellante vanaf 10 januari 2005 uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) te verstrekken. Bij besluit op bezwaar van 15 maart 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 7 januari 2005 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Naar aanleiding van hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd overweegt de Raad dat de primaire verzekeringsarts informatie heeft gevraagd aan en verkregen van de huisarts, de behandelend cardioloog en de behandelend internist. Uit de brief van de internist van 22 december 2004 blijkt dat bij appellante de diagnose hyperthyreoïdie op basis van Morbus Graves is gesteld, waarvoor zij medicatie ontvangt. Aangezien zij goed was ingesteld op die medicatie achtte de internist adviezen ten aanzien van werkbelasting niet van toepassing. Uit de brief van de cardioloog aan de huisarts van 22 mei 2003 blijkt dat bij appellante sprake was van atriale tachycardie waarvoor zij medicatie kreeg en van een licht verminderde linker ventrikelfunctie met aorta- en mitralisinsufficiëntie na een recente zwangerschap. In zijn brief van eind december 2004 schrijft de huisarts dat het een jaar na de bevalling beter gaat met appellante, maar dat zij nog geregeld last heeft van hartkloppingen en inspanningsdyspnoe, in verband waarmee zij zich recent nog had ziek gemeld. Hij vindt dat zij labiel blijft, maar denkt dat zij inmiddels wel weer kan werken, doch niet te hard. Uit een brief van de cardioloog van 21 maart 2005 blijkt dat de situatie stabiel was. Er was een fietsergometrisch onderzoek verricht waarbij de tensie opbouw goed was, hetgeen reden was om vooralsnog conservatief te behandelen. In de nabije toekomst leek een klepoperatie echter aannemelijk.
De Raad is van oordeel dat de vorenvermelde medische informatie de conclusie rechtvaardigt dat appellante op en na 10 januari 2005 met de lichte werkzaamheden van stropdasinpakster belast kon worden. De Raad is dan ook van oordeel dat de (bezwaar)verzekeringsarts op goede gronden appellante per 10 januari 2005 hersteld heeft verklaard. Gelet daarop heeft het Uwv terecht geweigerd appellante per die datum verdere uitkering ingevolge de ZW te verstrekken. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter en
C.P.M. van de Kerkhof en E. Dijt als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
J.J. Janssen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2007.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) J.J. Janssen.