ECLI:NL:CRVB:2007:BA4817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- C.P.M. van de Kerkhof
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld aan appellante na hersteldverklaring door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 november 2005 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, werkzaam als inpakster van stropdassen, had zich op 20 september 2004 ziek gemeld vanwege hoofdpijn, hartkloppingen en schildklierproblemen. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 7 januari 2005 werd appellante per 10 januari 2005 hersteld verklaard. Het Uwv weigerde echter om vanaf die datum een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) te verstrekken, wat leidde tot het bestreden besluit op 15 maart 2005. De rechtbank bevestigde dit besluit, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 28 maart 2007 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr.ir. H.H. Veurtjes. Het Uwv was niet vertegenwoordigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische informatie van de huisarts, cardioloog en internist in overweging genomen. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar medische klachten, in staat was om haar lichte werkzaamheden als stropdasinpakster te verrichten. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts op goede gronden appellante per 10 januari 2005 hersteld had verklaard, en dat het Uwv terecht de uitkering had geweigerd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter en J.J. Janssen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 mei 2007.