ECLI:NL:CRVB:2007:BA4633
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die op 11 september 2002 uitviel met rugklachten. Het Uwv had in eerste instantie een uitkering toegekend van 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid, gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts G.N.L. Lechanteur en een arbeidskundig onderzoek door J. Borgers. Na bezwaar en een rapport van bezwaarverzekeringsarts J.H.N. Verheijen, bleef de arbeidsongeschiktheidsklasse ongewijzigd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het Uwv en verklaarde het beroep gegrond, maar de rechtsgevolgen bleven in stand. Het Uwv herzag vervolgens zijn besluit op 5 februari 2007, waarbij de WAO-uitkering werd herzien naar 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid, gebaseerd op een gewijzigde FML van 1 februari 2007.
Tijdens de zitting op 13 februari 2007 werd de geschiktheid van de geduide functies besproken. De Raad oordeelde dat de geduide functies, waaronder elektronica monteur en productiemedewerker, passend waren voor appellant, ondanks enkele signaleringen van overschrijding van de belastbaarheid. De Raad concludeerde dat appellant in staat was de geduide functies te verrichten en dat het Uwv terecht de WAO-uitkering had herzien. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 5 februari 2007 ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,- en moest het griffierecht van € 102,- vergoeden.