ECLI:NL:CRVB:2007:BA4627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAJONG-uitkering op basis van psychische klachten en verslavingsproblematiek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WAJONG-uitkering toe te kennen, aan de orde is. Appellant, geboren op 24 februari 1964, heeft op 13 november 2002 een aanvraag ingediend voor een WAJONG-uitkering. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant, ondanks enige beperkingen, onder psychisch niet te belastende omstandigheden zou kunnen werken. De arbeidsdeskundige selecteerde functies die aan deze voorwaarden voldeden, maar het Uwv stelde dat appellant niet arbeidsongeschikt was op zijn 17e verjaardag en ook niet ten tijde van de aanvraag in 2002. Het Uwv weigerde de uitkering bij besluit van 6 februari 2003, wat door appellant werd bestreden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en zich geconcentreerd op de medische beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag lag. De rechtbank had eerder de conclusie van de door haar geraadpleegde deskundige, psychiater R. Tonneijck, gevolgd, die oordeelde dat appellant op 17-jarige leeftijd waarschijnlijk enige beperkingen had, maar geen handicap op sociaal niveau. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de beperkingen van appellant voortvloeiden uit zijn verslaving aan verdovende middelen, die zijn functioneren op 17-jarige leeftijd niet in de mate beïnvloedden zoals door appellant werd gesteld. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat er geen aanleiding was om van het oordeel van de deskundige af te wijken.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.W.J. Schoor als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2007.