ECLI:NL:CRVB:2007:BA4453

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-2534 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang na toekenning van kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2005. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat hem enkelvoudige kinderbijslag had toegekend voor zijn kinderen, maar niet de tweevoudige kinderbijslag. De Svb had in een besluit op bezwaar van 16 mei 2003 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 12 april 2007 was appellant niet verschenen, maar de Svb was vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. Op 2 april 2007 heeft de Svb nieuwe besluiten op bezwaar genomen, waarbij zij het eerdere besluit op bezwaar heeft ingetrokken en appellant nu tweevoudige kinderbijslag heeft toegekend voor alle in het bestreden besluit genoemde kwartalen, alsook een vergoeding voor gederfde wettelijke rente.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het geschil in hoger beroep, nu de Svb volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, in aanwezigheid van griffier P.H. Broier.

Uitspraak

05/2534 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2005, 03/2963 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 3 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2007. Appellant is daar niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek en
J.Y. van den Berg. De Raad heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst.
Bij faxbericht van 2 april 2007 heeft de Svb nieuwe besluiten op bezwaar van
2 april 2007 ingezonden.
Het onderzoek ter zitting is opnieuw aangevangen op 12 april 2007. Appellant is daar niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent de Svb de taken en bevoegdheden uit die tot die datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder de Svb tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft de Svb appellant met ingang van het vierde kwartaal van 2001 enkelvoudige kinderbijslag toegekend voor Adil, Hanan, Aimad en Naima, omdat appellant heeft aangetoond zijn kinderen over voornoemde kwartalen in belangrijke mate te hebben onderhouden, maar niet grotendeels.
Bij besluit op bezwaar van 16 mei 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 25 juni 2002 ongegrond verklaard. Opgemerkt wordt dat appellant over het vierde kwartaal van 2001 tot en met het derde kwartaal van 2002 voor Adil en over het vierde kwartaal van 2001 tot en met het eerste kwartaal van 2003 voor Hanan, Aimad en Naima, niet in aanmerking komt voor tweevoudige kinderbijslag omdat de Svb het niet aannemelijk acht dat appellant zijn kinderen over voornoemde kwartalen grotendeels heeft onderhouden.
De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Bij besluiten op bezwaar van 2 april 2007 heeft de Svb het besluit op bezwaar van 16 mei 2003 ingetrokken. Aan appellant is ten aanzien van alle in het bestreden besluit genoemde kwartalen tweevoudige kinderbijslag toegekend alsmede een vergoeding voor gederfde wettelijke rente.
Gezien het voorgaande stelt de Raad vast dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep, nu de Svb volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. De Raad zal dan ook het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellant het in totaal betaalde griffierecht van € 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2007.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) P.H. Broier.