ECLI:NL:CRVB:2007:BA4408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J.G. Treffers
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling in 2001, waarbij appellant tijdelijk in dienst was bij een slagersbedrijf, heeft het Uwv de WAO-uitkering herzien naar 65 tot 80%. Vervolgens heeft het Uwv in februari 2002 een bedrag van € 5.623,55 teruggevorderd, dat onverschuldigd was betaald over de periode van 28 augustus 2000 tot 1 januari 2002. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering en stelde dat het besluit onbevoegd was genomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 april 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het besluit onbevoegd was genomen en dat het Uwv voldoende inzicht had geboden in het onverschuldigd betaalde bedrag. De Raad verwees naar artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat bezwaar of beroep de werking van het besluit niet schorst. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te zien van terugvordering, zoals de rechtbank ook had overwogen.
De uitspraak bevestigde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en de leden J.G. Treffers en M. Greebe. De griffier was M.C.T.M. Sonderegger.