ECLI:NL:CRVB:2007:BA3987
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- W.R. de Vries
- J. Riphagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid van appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 28 mei 2004, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die zich op 6 december 1993 ziekmeldde, was laatstelijk werkzaam als sloper/vrachtwagenchauffeur. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant herzien naar 35 tot 45% en dit werd in latere beoordelingen bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van het Uwv, die de arbeidsongeschiktheid van appellant vaststelden, zorgvuldig waren genomen en dat er geen reden was om aan de medische beoordelingen te twijfelen.
Tijdens de zitting op 2 maart 2007 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het Uwv werd vertegenwoordigd door een medewerker. De Raad voor de Rechtspraak heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen en bezwaarverzekeringsartsen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de door het Uwv vastgestelde arbeidsongeschiktheid juist was. Appellant had grieven ingediend tegen de medische beoordelingen, maar de Raad oordeelde dat deze niet voldoende onderbouwd waren.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.183,= bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 april 2007, waarbij de Raad de zorgvuldigheid van de medische beoordelingen en de arbeidsongeschiktheidsschatting van appellant bevestigde.