ECLI:NL:CRVB:2007:BA3524
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake de WAO-uitkering van een werknemer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2004. De rechtbank had het beroep van betrokkene, een werknemer die een WAO-uitkering had aangevraagd, gegrond verklaard en het bezwaar van de werkgever niet-ontvankelijk verklaard. De werkgever, Stichting [werkgever], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van appellant, waarin de WAO-uitkering van betrokkene was vastgesteld. De werkgever stelde dat betrokkene onterecht een WAO-uitkering had aangevraagd, omdat hij zijn werkzaamheden volledig had hervat en overuren maakte, ondanks dat dit hem verboden was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de werkgever als belanghebbende moet worden aangemerkt, ongeacht de aard van het bestreden besluit. De Raad stelt vast dat de werkgever een processueel belang moet hebben bij het bezwaar, wat betekent dat het bezwaar enige feitelijke betekenis moet hebben voor de werkgever. De Raad is van mening dat de werkgever in dit geval wel degelijk een processueel belang had, omdat hij met zijn bezwaar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene kon realiseren.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan op 13 april 2007 door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en A.T. de Kwaasteniet als leden. De griffier was M.C.T.M. Sonderegger. De uitspraak benadrukt het belang van de hoedanigheid van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van sociale zekerheidsrecht.