ECLI:NL:CRVB:2007:BA3167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een wijkziekenverzorgende na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 15 maart 2005 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, geboren in 1954, was werkzaam als wijkziekenverzorgende en ontving sinds 1991 een WAO-uitkering na een ongeval. Na een herbeoordeling in 2003 door het Uwv, werd haar arbeidsongeschiktheid per 19 oktober 2003 vastgesteld op minder dan 15%, wat leidde tot intrekking van haar uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 maart 2007 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.J. van der Veen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.W.G. Bombeeck. Appellante betoogde dat de medische beoordeling door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat haar beperkingen waren toegenomen, terwijl het Uwv stelde dat deze waren afgenomen. Appellante vroeg om de benoeming van een deskundige om haar beperkingen te onderzoeken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de informatie van de revalidatiearts niet voldoende onderbouwd was en dat de beperkingen van appellante niet zo ernstig waren als zij stelde. De Raad bevestigde dat appellante, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, in staat was de haar voorgehouden functies te vervullen. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.