ECLI:NL:CRVB:2007:BA3080
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- K. Zeilemaker
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Strafontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim en de beoordeling van onevenredigheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen een disciplinair ontslag ongegrond werd verklaard. Het disciplinair ontslag was opgelegd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam wegens plichtsverzuim. De appellant, die sinds 1995 als conducteur bij het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Amsterdam werkte, had zich in juli 2001 ziek gemeld en was sindsdien niet meer aan het werk gegaan. In maart 2003 werd hij disciplinair ontslagen omdat hij niet was verschenen op een verantwoordingsgesprek, ondanks eerdere uitnodigingen voor re-integratiegesprekken. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de appellant, met name het niet verschijnen op de gesprekken, ernstig plichtsverzuim vormden en dat het ontslag niet onevenredig was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim door niet te verschijnen op de gesprekken, en dat het college terecht het ontslag had gehandhaafd. De Raad wees erop dat de appellant niet had aangetoond dat hij medische belemmeringen had om op de gesprekken te verschijnen. Bovendien was het niet verschijnen op de gesprekken in strijd met de duidelijke afspraken die waren gemaakt. De Raad concludeerde dat de opgelegde straf van disciplinair ontslag in rechte stand hield en dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 22 maart 2007.