ECLI:NL:CRVB:2007:BA2959
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAZ-uitkering en de vaststelling van het maatmaninkomen na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die na een auto-ongeval in 2001 een WAZ-uitkering heeft aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2005, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct had vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de door het Uwv vastgestelde gegevens. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er meer medische informatie opgevraagd had moeten worden. Ook stelde zij dat er een urenbeperking moest worden aangenomen en dat het arbeidsdeskundig onderzoek onvoldoende zorgvuldig was geweest. Daarnaast betoogde appellante dat haar maatmaninkomen anders vastgesteld moest worden, waarbij zij de omzetcijfers als uitgangspunt wilde nemen in plaats van de netto-winst.
De Raad voor de Rechtspraak bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt dat de stellingen van appellante in wezen een herhaling zijn van wat eerder is betoogd. De Raad is van mening dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was, aangezien het Uwv beschikte over relevante gegevens van de behandelende sector. Appellante heeft geen nieuwe gegevens ingebracht die zouden wijzen op een andere beoordeling van haar beperkingen. Wat betreft het maatmaninkomen stelt de Raad dat het normaal is dat bedrijfsresultaten in bepaalde jaren tegenvallen en dat er geen aanleiding is om af te wijken van de vaste jurisprudentie van de Raad.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2007 door een meervoudige kamer, met C.W.J. Schoor als voorzitter en H.G. Rottier en C.P.M. van de Kerkhof als leden. De uitspraak is openbaar gemaakt in aanwezigheid van griffier M. Gunter.