ECLI:NL:CRVB:2007:BA2941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en de schatting van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die haar beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering ongegrond verklaarde. Appellante, die als orderpikster werkte, viel op 5 augustus 2002 uit met nekklachten na een aanrijding. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar bij besluit van 10 juli 2003 een uitkering toe te kennen, wat door appellante werd bestreden. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berustte.
In hoger beroep handhaaft appellante haar standpunt dat zij volledig arbeidsongeschikt is en beroept zich op medische rapporten uit een letselschadezaak. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de functies in Sbc-code 267050 ten onrechte aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, omdat deze functies niet voldoen aan de eis van minimaal 30 arbeidsplaatsen zoals neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De Raad concludeert dat de schatting op een onvoldoende arbeidskundige grondslag berust en vernietigt het bestreden besluit.
De Raad oordeelt verder dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in tegenwoordigheid van de griffier hebben uitgesproken. De Raad bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak, en dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 133,- aan appellante vergoedt.