ECLI:NL:CRVB:2007:BA2821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en weigering ziekengeld; beoordeling medische grondslag en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 april 2007 uitspraak gedaan. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar WAO-uitkering en de weigering van ziekengeld. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluiten onvoldoende rekening heeft gehouden met de gezondheidstoestand van appellante op de relevante data. Het Uwv had in een besluit van 13 oktober 2003 geconcludeerd dat appellante niet meer arbeidsongeschikt was, maar de Raad oordeelt dat deze conclusie niet voldoende was onderbouwd. De Raad heeft ook vastgesteld dat appellante in de periode van 24 april 2002 tot 13 oktober 2003 doorlopend arbeidsongeschikt was, wat betekent dat de intrekking van de WAO-uitkering per 18 maart 2003 niet kon standhouden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 3 ongegrond verklaarde, en verklaart deze beroepen gegrond. De Raad oordeelt dat het Uwv nieuwe besluiten op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,- bedragen, en moet het Uwv het griffierecht van € 170,- aan appellante vergoeden.