ECLI:NL:CRVB:2007:BA2790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en weigering verhoging uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen twee uitspraken van de rechtbank Almelo, waarbij zijn beroep tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 1999 arbeidsongeschikt is door psychische klachten en rugklachten, had een WAO-uitkering die in 2002 werd verlaagd op basis van een herbeoordeling van zijn belastbaarheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv volledig en zorgvuldig was, ondanks het ontbreken van een lichamelijk onderzoek. De Raad vernietigt de eerste aangevallen uitspraak, verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. De Raad oordeelt dat de vordering van appellant om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat hij schade heeft geleden. De Raad bevestigt de tweede aangevallen uitspraak, waarin de rechtbank oordeelde dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.870,88 bedragen, en bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 133,- aan appellant vergoedt.