ECLI:NL:CRVB:2007:BA2782
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- G.A.J. van den Hurk
- P.N. Rijnsewijn
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak van de rechtbank Zutphen inzake bijzondere bijstand en bevoegdheid Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De rechtbank had op 5 juli 2006 het verzet van appellant ongegrond verklaard, nadat deze in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van 21 maart 2006, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde naar aanleiding van een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand, die door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk niet in behandeling was genomen. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak verwezen naar een eerdere uitspraak van 30 december 2004, waarin al een onherroepelijk oordeel was gegeven over vergelijkbare kosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 10 oktober 2006 zich kennelijk onbevoegd geacht om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de aangevallen uitspraak was gedaan met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad heeft echter in deze procedure vastgesteld dat er mogelijk grond kan zijn voor kennisneming van het hoger beroep, indien er sprake is van evidente schendingen van de procesorde of fundamentele rechtsbeginselen.
De Raad heeft geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden gesteld dat hij kennelijk niet bevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De rechtvaardiging voor het doorbreken van het appèlverbod moet nader worden onderzocht, met inachtneming van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het verzet is gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek in de zaak voortgezet zal worden. De Raad heeft benadrukt dat dit niet automatisch betekent dat hij bevoegd is om in hoger beroep kennis te nemen, maar dat dit nader bekeken moet worden.