ECLI:NL:CRVB:2007:BA2621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-schatting en indexering door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 7 februari 2005. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Grégoire, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die zijn beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45 tot 55%. Appellant betoogde dat er sprake was van een instabiele situatie door een ernstige heupbeperking en dat de schatting in strijd was met artikel 8 van het Schattingsbesluit, omdat er was afgeweken van het voorgeschreven indexcijfer.
Tijdens de zitting op 16 februari 2007 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen doel treffen. De rechtbank had de grieven van appellant afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad oordeelde dat het Uwv geen toepassing kon geven aan het in artikel 8 van het Schattingsbesluit voorgeschreven CBS-indexcijfer, omdat dit ten tijde van de beoordeling niet meer door het CBS werd vastgesteld. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functionele mogelijkheden van appellant correct waren vastgesteld.
De uitspraak benadrukt dat het subjectieve karakter van de gezondheidsklachten van appellant niet bepalend is voor de beoordeling van de functionele mogelijkheden. De Raad concludeert dat de rechtbank de herhaalde grieven van appellant voldoende heeft gemotiveerd en dat de herziening van de WAO-uitkering door het Uwv rechtmatig was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van griffier M. Gunter en is openbaar uitgesproken.