ECLI:NL:CRVB:2007:BA2476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- R.H.M. Roelofs
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet tijdig inleveren van periodieke verklaring
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Appellant had zijn periodieke verklaring over september 2004 niet ingeleverd binnen de gestelde termijn. Het College had de bijstand met terugwerkende kracht beëindigd, omdat appellant niet tijdig had gereageerd op het verzoek om de verklaring in te leveren. De rechtbank Maastricht had het beroep van appellant tegen de intrekking ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het College niet voldoende heeft aangetoond dat appellant op de hoogte was van de deadline voor het inleveren van de verklaring. Het College had het besluit van 18 oktober 2004 niet aangetekend verzonden, waardoor het risico van niet-aantoonbare verzending voor rekening van het College komt. De Raad concludeert dat appellant er niet van op de hoogte was dat hij de verklaring diende in te leveren, en dat het College daarom niet bevoegd was om de bijstand in te trekken.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het College van 17 februari 2005. Tevens wordt het College opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de mogelijkheid van schadevergoeding voor appellant in overweging moet worden genomen. De Raad veroordeelt het College in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.288,--, en bepaalt dat de gemeente Maastricht het griffierecht van € 140,-- aan appellant vergoedt.