ECLI:NL:CRVB:2007:BA2091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de beoordeling van psychische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante, werkzaam als tuinbouwmedewerkster, had zich in april 1996 ziek gemeld met voornamelijk psychische klachten. In 1997 werd haar een WAO-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling in 2003 concludeerde het Uwv dat haar psychische situatie was verbeterd en trok de uitkering per 7 april 2003 in. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar psychische klachten waren onderschat en dat zij de geduide functies niet kon uitoefenen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de informatie van de behandelend psycholoog onvoldoende was om te concluderen dat appellante niet in staat was om arbeid te verrichten. De Raad vond dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de psychische beperkingen van appellante in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies passend waren. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de ernst van de klachten, omdat de beschikbare medische gegevens geen andere conclusie toelieten.
Uiteindelijk vernietigde de Raad de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1288,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 maart 2007.