ECLI:NL:CRVB:2007:BA2003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het bewijs van een telefonisch doorgegeven adreswijziging en de gevolgen voor de uitwonendenbeurs
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had geoordeeld dat de IB-Groep onvoldoende onderzoek had gedaan naar de bewering van betrokkene dat hij zijn adreswijziging tijdig telefonisch had doorgegeven. Betrokkene had zijn uitwonendenbeurs omgezet in een thuiswonendenbeurs omdat hij niet binnen de gestelde termijn zijn adres discrepantie had opgeheven. De IB-Groep had het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard, maar de rechtbank vond dat de IB-Groep betrokkene niet voldoende gelegenheid had gegeven om het bestaan van het telefoongesprek aan te tonen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de IB-Groep terecht tegen het oordeel van de rechtbank in gaat. De Raad stelt dat het bestaan van een telefoongesprek op zich niet bewijst dat betrokkene daadwerkelijk zijn adreswijziging heeft doorgegeven. De telefoonspecificatie toont alleen aan dat er een verbinding tot stand is gekomen, maar niet wat er tijdens het gesprek is besproken. De Raad concludeert dat het risico van het telefonisch doorgeven van een adreswijziging bij betrokkene ligt en dat hij niet binnen de gestelde termijn zijn nieuwe adres heeft doorgegeven.
Daarom verklaart de Raad het inleidende beroep alsnog ongegrond en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de IB-Groep van 29 september 2006. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.