ECLI:NL:CRVB:2007:BA2003

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5543 WSF + 06-7227 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bewijs van een telefonisch doorgegeven adreswijziging en de gevolgen voor de uitwonendenbeurs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had geoordeeld dat de IB-Groep onvoldoende onderzoek had gedaan naar de bewering van betrokkene dat hij zijn adreswijziging tijdig telefonisch had doorgegeven. Betrokkene had zijn uitwonendenbeurs omgezet in een thuiswonendenbeurs omdat hij niet binnen de gestelde termijn zijn adres discrepantie had opgeheven. De IB-Groep had het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard, maar de rechtbank vond dat de IB-Groep betrokkene niet voldoende gelegenheid had gegeven om het bestaan van het telefoongesprek aan te tonen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de IB-Groep terecht tegen het oordeel van de rechtbank in gaat. De Raad stelt dat het bestaan van een telefoongesprek op zich niet bewijst dat betrokkene daadwerkelijk zijn adreswijziging heeft doorgegeven. De telefoonspecificatie toont alleen aan dat er een verbinding tot stand is gekomen, maar niet wat er tijdens het gesprek is besproken. De Raad concludeert dat het risico van het telefonisch doorgeven van een adreswijziging bij betrokkene ligt en dat hij niet binnen de gestelde termijn zijn nieuwe adres heeft doorgegeven.

Daarom verklaart de Raad het inleidende beroep alsnog ongegrond en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de IB-Groep van 29 september 2006. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

06/5543 WSF + 06/7227 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 11 augustus 2006, nr. 05/1190 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene),
en
appellante
Datum uitspraak: 30 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Zij heeft verzocht de aangevallen uitspraak alsmede haar besluit van 29 september 2006, genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, te vernietigen.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2007. Appellante was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 13 mei 2005 heeft appellante de uitwonendenbeurs van betrokkene vanaf februari 2005 omgezet in een thuiswonendenbeurs, aangezien betrokkene de discrepantie tussen zijn GBA-adres en zijn bij de IB-Groep geregistreerde woonadres niet binnen de hem bij brief van 16 maart 2005 gestelde termijn van vier weken had opgeheven.
In zijn bezwaarschrift heeft betrokkene aangevoerd dat hij zijn nieuwe woonadres tijdig per telefoon aan de IB-Groep heeft doorgegeven. Desgevraagd kon hij echter niet aangeven met wie hij gesproken had. Daarop heeft de IB-Groep het bezwaar bij besluit van 21 juni 2005 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
In beroep heeft betrokkene een specificatie van zijn telefoonrekening overgelegd waarop een gesprek op 23 maart 2005 met de infolijn van de IB-Groep is vermeld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de IB-Groep bij het onderzoek naar het beweerdelijk gevoerde telefoongesprek niet had mogen volstaan met het vragen van de naam van de bewuste medewerker. Naar het oordeel van de rechtbank had de IB-Groep betrokkene in de gelegenheid moeten stellen het bestaan van dat gesprek op een andere wijze aan te tonen dan wel aannemelijk te maken. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd omdat sprake is geweest van onvoldoende onderzoek.
Naar het oordeel van de Raad keert de IB-Groep zich terecht tegen het door de rechtbank gegeven oordeel. De IB-Groep voert met recht en reden aan dat niet valt in te zien waarom betrokkene in de gelegenheid moest worden gesteld om het bestaan van het gesprek op andere wijze aan te tonen. Immers, het bestaan van een gesprek zegt op zichzelf niets over de inhoud van het gesprek. Uit de overgelegde telefoonspecificatie blijkt slechts dat er op 23 maart 2005 om 17.10 uur een verbinding tot stand is gekomen tussen betrokkenes telefoon en de infolijn van de IB-Groep die 5 minuten en 29 seconden heeft voortgeduurd. Er bestaat geen enkele zekerheid of betrokkene toen daadwerkelijk gesproken heeft met een medewerker van de IB-Groep en zo ja, wat de inhoud van dat gesprek dan is geweest. Het risico van het per telefoon doorgeven van een adreswijziging ligt geheel bij betrokkene en het moet er dan ook voor worden gehouden dat betrokkene zijn nieuwe woonadres niet binnen de hem gestelde termijn aan de IB-Groep heeft doorgegeven.
Hieruit volgt dat het inleidende beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Door de vernietiging van de aangevallen uitspraak ontvalt de grondslag aan het ter uitvoering van die uitspraak gegeven besluit van 29 september 2006. Daarom dient dat besluit te worden vernietigd.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Vernietigt het besluit van 29 september 2006;
Verklaart het inleidende beroep alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M. Gunter.
JL