ECLI:NL:CRVB:2007:BA1971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- E. Dijt
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank over arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 17 december 2004 een beslissing heeft genomen in de gedingen tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 maart 2007 uitspraak gedaan. Appellant, die in juni 1996 zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur heeft gestaakt wegens toegenomen nekklachten, ontving een WAO-uitkering die laatstelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Na een periode van werkhervatting als kassier, meldde appellant zich op 13 december 2002 opnieuw ziek. De Raad heeft de besluiten van het Uwv in stand gelaten, waarbij het bezwaar van appellant tegen eerdere besluiten ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat appellant niet meer arbeidsongeschikt was en dat hij geen recht meer had op ziekengeld vanaf 4 juli 2003. Appellant heeft in hoger beroep klachten geuit over de onderzoeksmethoden van de verzekeringsartsen en stelde dat hij voldoet aan de criteria voor de diagnose CVS. Hij voerde aan dat er bewijs was van toegenomen beperkingen, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat appellant niet meer beperkt was dan de verzekeringsartsen hadden aangenomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en J. Verrips als griffier.