ECLI:NL:CRVB:2007:BA1735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WAO-uitkering na bezwaar en hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen de weigering van het Uwv om hem een WAO-uitkering toe te kennen, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 maart 2007 uitspraak gedaan. Appellant had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 21 januari 2000, waarin zijn aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 16 oktober 2000. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 2 februari 2007 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J. Ouderdorp. Het Uwv was vertegenwoordigd door R. Zaagsma. Na het hoger beroep heeft het Uwv op 1 november 2006 zijn eerdere beslissing herzien en appellant alsnog een WAO-uitkering toegekend, met een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Dit gebeurde omdat het Uwv tot de conclusie kwam dat bij de eerdere beoordeling niet alle relevante informatie was meegenomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht tot deze herziening was gekomen, maar dat appellant nog steeds een belang had bij de vernietiging van het eerdere besluit van 16 oktober 2000, omdat hij aanspraak maakte op vergoeding van renteschade. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde bezwaren tegen de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid niet konden worden gevolgd, en dat de door het Uwv geselecteerde functies passend waren, gezien de vastgestelde beperkingen.