ECLI:NL:CRVB:2007:BA1558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst - Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van intrekking WAO-uitkering op basis van nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de weigering van het Uwv om terug te komen van de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De intrekking vond plaats op 11 november 1993, op basis van de conclusie dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die de intrekking onterecht maken. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 maart 2007 uitspraak gedaan.
Het proces begon met een nieuw besluit op bezwaar van het Uwv op 13 december 2005, waarin de eerdere weigering om terug te komen van de intrekking opnieuw werd gehandhaafd. Appellant heeft zijn bezwaren tegen deze beslissing ingediend, en het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 9 februari 2007 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De Raad heeft overwogen dat het Uwv bevoegd was om het verzoek van appellant om terug te komen van de intrekking van de WAO-uitkering af te wijzen. De Raad concludeert dat er geen wezenlijk nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de eerdere besluitvorming in twijfel trekken. De rapporten van de psychiater en de zenuwarts, die door appellant zijn ingediend, bieden geen nieuwe inzichten die de conclusie van het Uwv ondermijnen. De Raad bevestigt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagt.