ECLI:NL:CRVB:2007:BA1544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-uitkering en geschiktheid voor de functie van arbeidsbemiddelaar na whiplashsyndroom
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard. Het Uwv had op 12 augustus 2003 besloten dat appellante per 29 mei 2003 geen recht meer had op een WAO-uitkering. Appellante stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. Ter ondersteuning van haar standpunt overhandigde zij een expertise van neuroloog J.W. Stenvers, waarin werd gesteld dat zij als gevolg van het postwhiplash-syndroom minder dan 50% arbeidsgeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzekeringsartsen de medische beperkingen van appellante onzorgvuldig of onjuist hadden vastgesteld. De Raad verwees naar rapporten van verzekeringsartsen die de beperkingen van appellante bevestigden. De Raad concludeerde dat de expertise van Stenvers onvoldoende onderbouwd was en dat de door hem aangenomen beperkingen niet konden worden geaccepteerd.
Daarnaast betoogde appellante dat zij de functie van arbeidsbemiddelaar niet kon vervullen omdat zij niet over het vereiste mbo-diploma beschikte. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde echter dat haar havodiploma gelijkwaardig was aan het vereiste mbo-diploma. De Raad volgde deze conclusie en oordeelde dat appellante op de datum in geding in staat was om de voorgehouden functies te vervullen, wat resulteerde in een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak en wees de proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was.