ECLI:NL:CRVB:2007:BA1286

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-7345 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand in de reiskosten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2005, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 26 augustus 2003 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de reiskosten van en naar Vlaardingen, ter hoogte van € 3,25 per week, in verband met therapie bij een spirituele genezeres, met ingang van 11 april 2003. Het College heeft deze aanvraag op 6 juli 2004 afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt volgens artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).

De rechtbank heeft het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 6 februari 2007 behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het College terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag van appellant niet voldeed aan de criteria voor bijzondere bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere noodzaak bestond voor de therapie door de spirituele genezeres en dat de reiskosten in dit geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van appellant om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van griffier L.M. Reijnierse, op 20 maart 2007.

Uitspraak

05/7345 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2005, 05/2561 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis (hierna: College)
Datum uitspraak: 20 maart 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 6 februari 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant heeft op 26 augustus 2003 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in de reiskosten van en naar Vlaardingen ter hoogte van € 3,25 per week in verband met het volgen van therapie bij een spirituele genezeres met ingang van 11 april 2003. Bij besluit van 6 juli 2004, voor zover van belang, heeft het College deze aanvraag afgewezen op de grond dat deze kosten niet zijn aan te merken als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).
Bij besluit van 30 mei 2005, voor zover van belang, heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 6 juli 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 30 mei 2005 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Tevens heeft hij verzocht het College te veroordelen tot schadevergoeding.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt vast dat appellant op 26 augustus 2003 een aanvraag heeft ingediend om periodieke bijzondere bijstand met ingang van 11 april 2003. De Raad is dan ook met de rechtbank van oordeel dat - gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand - het College de onderhavige aanvraag terecht heeft beoordeeld aan de hand van de toepasselijke bepalingen van de Abw.
In artikel 39, eerste lid, van de Abw is bepaald dat, onverminderd hoofdstuk II, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de aanwezige draagkracht.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het College terecht heeft geconcludeerd dat niet is gebleken dat er in het geval van appellant een bijzondere noodzaak bestond voor therapie door een spiritueel genezeres. De door appellant gestelde omstandigheid dat deze therapie plaatsvindt in het kader van een door Stichting Eana georganiseerd traject dat is gericht op begeleiding van appellant naar de arbeidsmarkt maakt dat niet anders. Overigens heeft de Raad niet kunnen vaststellen dat appellant, die ten tijde in geding op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen een uitkering ontving berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, ten tijde hier van belang voor zijn reïntegratie in het bijzonder was aangewezen op de begeleiding door Stichting Eana.
Nu de aanvraag om bijstand betrekking heeft op de reiskosten in verband met het volgen van een in het kader van de toepassing van de Abw niet noodzakelijk te achten therapie is de Raad van oordeel dat deze reiskosten niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 39, eerste lid, van de Abw. In hetgeen overigens door appellant is aangevoerd, ziet de Raad geen grond om tot een ander oordeel te komen.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L.M. Reijnierse als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2007.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) L.M. Reijnierse.