ECLI:NL:CRVB:2007:BA0973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3732 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding bezwaartermijn en bewijs ter post bezorging in sociale zekerheidsrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij zijn bezwaar tegen een besluit van 10 juni 2005 niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Appellant had zijn bezwaarschrift gedateerd op 22 juli 2005, maar het Uwv ontving dit pas op 26 juli 2005, met een poststempel van 24 juli 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift liep van 11 juni tot en met 22 juli 2005. Appellant stelde dat hij het bezwaarschrift tijdig ter post had bezorgd, maar de Raad oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De Raad benadrukte dat, hoewel de poststempel een belangrijke aanwijzing is, dit niet doorslaggevend is. Appellant had moeten zorgen voor tijdige indiening van zijn bezwaar, vooral gezien het feit dat hij tot de laatste dag van de termijn had gewacht. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om af te wijken van de regels omtrent de bezwaartermijn en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

06/3732 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 mei 2006, 05/4688
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.A. Wilms, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2006. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. F.M. Lagerveld, kantoorgenote van mr. Wilms. Het Uwv is met voorafgaand bericht niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende niet door partijen bestreden feiten.
Appellant heeft bezwaar ingediend tegen het besluit van het Uwv van 10 juni 2005. Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:7, gelezen in combinatie met 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de termijn om een bezwaarschrift in te dienen in dit geval begonnen op 11 juni 2005 en liep deze tot en met 22 juli 2005. Het bezwaarschrift van appellant is gedateerd op vrijdag 22 juli 2005 en is door het Uwv ontvangen op dinsdag 26 juli 2005. De poststempel op de enveloppe waarin het bezwaarschrift is verstuurd is van zondag 24 juli 2005.
Bij beslissing op bezwaar van 16 augustus 2005 heeft het Uwv het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank heeft onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad op dit punt het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij zijn bezwaarschrift tijdig, op vrijdag 22 juli 2005 ter post heeft bezorgd. Dit heeft hij echter na 18.00 uur, na de laatste buslichting van die week, gedaan. Dit is de reden dat het bezwaarschrift de poststempel van zondag de 24e heeft gekregen.
Tevens heeft appellant een beroep gedaan op bepaalde in artikel 6:9, tweede lid van de Awb: het bezwaarschrift is immers binnen een week na afloop van de termijn door het Uwv ontvangen en door hem vóór het einde van de termijn, op vrijdag 22 juli 2005, na 18.00 uur, ter post bezorgd.
In geschil is of appellant aannemelijk heeft gemaakt tijdig het bezwaarschrift ter post te hebben bezorgd.
Indien iemand tot de laatste dag van de termijn wacht moet hij er rekening mee houden alleen in zijn bezwaar ontvankelijk verklaard te worden indien het bezwaarschrift de poststempel van die dag draagt, waarbij de hoofdregel is dat de poststempel een belangrijke aanwijzing is, maar niet doorslaggevend. Dit betekent echter dat appellant dient te bewijzen dat hij het bezwaarschrift vrijdag 22 juli 2005, voor 24.00 uur ter post heeft bezorgd en niet op zaterdag of zondag daarna.
De Raad is van oordeel dat appellant er niet in is geslaagd dit bewijs te leveren. Anders dan appellant heeft aangevoerd speelt een belangenafweging in dit verband geen rol.
De in de 22 juli 2005 van het PGGM ontvangen brief aangesneden kwestie (premievrijstelling van diens verzekering) was appellant reeds (lang) bekend, zodat het, bij het uitblijven van een (tijdig) bericht van het PGGM, op zijn weg had gelegen tijdig een voorlopig bezwaarschrift in te dienen.
Vorengemelde leidt ertoe dat het hoger beroep niet kan slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R.C. Stam en J. Riphagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) W.R. de Vries.
BKH 050207