ECLI:NL:CRVB:2007:BA0906
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van het indienen van een hoger beroepschrift in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 juli 2006, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2006. De Raad diende te beoordelen of het hoger beroep tijdig was ingediend. Appellante was niet verschenen op de zitting van 30 januari 2007, waar het verzet werd behandeld, maar het Uwv was vertegenwoordigd door drs. G.A. Tellinga.
De Raad overwoog dat het beroepschrift gedateerd was op 14 april 2006, en dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 14 april 2006, na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank op 3 maart 2006. Het beroepschrift was op 20 april 2006 ter griffie ontvangen, wat zou kunnen betekenen dat het niet tijdig was ingediend. Echter, de afstempeling van de enveloppe was onleesbaar, waardoor niet kon worden uitgesloten dat het beroepschrift op 14 april 2006 ter post was aangeboden.
De Raad concludeerde dat appellante het voordeel van de twijfel toekwam, en dat het hoger beroep, gelet op artikel 6:9, tweede lid van de Awb, als tijdig ingediend moest worden beschouwd. Het verzet werd gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak verviel, waarna het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Deze uitspraak benadrukt het belang van de tijdigheid van beroepschriften in het bestuursrecht en de mogelijkheden voor appellanten om in bepaalde gevallen het voordeel van de twijfel te krijgen.