ECLI:NL:CRVB:2007:BA0879

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3286 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het besluit van de Sociale verzekeringsbank inzake kinderbijslag en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 maart 2007 uitspraak gedaan. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 28 juni 2004, waarin werd medegedeeld dat zij over het eerste kwartaal van 2003 tot en met het eerste kwartaal van 2004 geen recht had op kinderbijslag voor haar kinderen, omdat deze geacht werden uitwonend te zijn. De Svb stelde dat appellante en haar echtgenoot gedetineerd waren en dat appellante de kinderen niet in belangrijke mate had onderhouden.

De rechtbank had het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. Tijdens de zitting op 2 februari 2007 werd door de Svb medegedeeld dat het bestreden besluit niet gehandhaafd zou worden, omdat de kinderen van appellante gedurende de in geschil zijnde kwartalen geacht moesten worden zelfstandig uitwonend te zijn. Dit betekende dat er enkel een inkomenseis gold op basis van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag.

De Raad concludeerde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en dat de aangevallen uitspraak niet in stand kon blijven. De Svb werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 1.288,- werden begroot, en diende de Svb het betaalde griffierecht van € 140,- aan appellante te vergoeden.

Uitspraak

05/3286 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 4 mei 2005, 04/2456 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 16 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Demirtas, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2007. Namens appellante is daarbij verschenen mr. E. Osinga, advocaat te Arnhem. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal en mr. M.M.W. van der Ent.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 28 juni 2004 heeft de Svb aan appellante medegedeeld dat zij over het eerste kwartaal van 2003 tot en met het eerste kwartaal van 2004 geen recht heeft op kinderbijslag voor haar kinderen Tjaco, Daniël en Claudia. Daarbij is de Svb ervan uitgegaan dat deze kinderen gedurende genoemde kwartalen uitwonend waren, omdat appellante en haar echtgenoot toen gedetineerd waren, en dat appellante de kinderen niet in belangrijke mate heeft onderhouden. Bij brief van dezelfde datum heeft de Svb aan appellante medegedeeld tevens voornemens te zijn de ten onrechte over het eerste en tweede kwartaal van 2003 voor Claudia betaalde kinderbijslag terug te vorderen.
Bij beslissing op bezwaar van 24 september 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 28 juni 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante ongegrond verklaard.
Ter zitting van de Raad is naar aanleiding van vragen van de Raad namens de Svb medegedeeld dat het bestreden besluit niet wordt gehandhaafd, nu de kinderen van appellante gedurende de in geschil zijnde kwartalen geacht moeten worden zelfstandig uitwonend te zijn, zodat voor hen op grond van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag slechts een inkomenseis gold. Daarbij is tevens aangegeven dat nader beoordeeld dient te worden of alle kinderen voldoen aan de overige voorwaarden voor aanspraak op kinderbijslag.
Ook de Raad is van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig is voorbereid. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. De Svb dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het hetgeen hiervoor is overwogen.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- in eerste aanleg en € 644,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, te betalen door de Sociale verzekeringsbank aan de griffier van de Raad, nu aan appellante toevoegingen zijn verleend ingevolge de Wet op de rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene;
Veroordeelt de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.288,- te betalen door de Sociale verzekeringsbank aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellante het betaalde griffierecht ad
€ 140,- dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2007.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) P.H. Broier.