ECLI:NL:CRVB:2007:BA0373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Riphagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de intrekking van de WAO-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin zijn beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 maart 2007, na een zitting op 19 januari 2007 waar appellant en een vertegenwoordiger van het Uwv aanwezig waren. Appellant betwistte in hoger beroep de zorgvuldigheid van het medisch en arbeidskundig onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd. De Raad heeft echter geen nieuwe aanknopingspunten gevonden die een ander oordeel rechtvaardigen dan dat van de rechtbank. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts over voldoende onderzoeksgegevens beschikten om de belastbaarheid van appellant te beoordelen. De Raad bevestigt deze conclusie en oordeelt dat de intrekking van de uitkering per 16 juli 2003 terecht is gebeurd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. De Raad heeft ook de rapportages van de betrokken artsen, waaronder de verzekeringsarts R. Ponsioen en de bezwaarverzekeringsarts P.A.E.M. Hofmans, in overweging genomen en concludeert dat de medische beperkingen van appellant correct zijn vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv te herzien, en bevestigt derhalve de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling.