ECLI:NL:CRVB:2007:BA0277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. De Svb had een terugvordering van een bedrag van € 700,80 aangekondigd en de uitkering van appellante herzien. Appellante ontving een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW), waarbij sinds 1 januari 1998 een korting was toegepast vanwege inkomsten uit arbeid. De Svb had op basis van inkomensgegevens van appellante een bedrag van f 2.064,88 teruggevorderd, wat leidde tot bezwaar van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 9 maart 2007 behandeld. Tijdens de zitting was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.J. van de Nes. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit in stand had gelaten voor wat betreft de terugvordering. De Raad vernietigde het besluit van de rechtbank en verklaarde het bezwaar van appellante tegen de brief van 10 april 2002 niet-ontvankelijk. De Raad concludeerde dat appellante niet kon aantonen dat de Svb onterecht de herziening van haar uitkering had doorgevoerd, aangezien er nieuwe inkomsten waren die niet in aanmerking waren genomen bij het eerdere besluit.
De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor proceskostenvergoeding, omdat er geen kosten waren gevorderd. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.F. van Moorst als griffier. De Raad bepaalde dat de Svb het betaalde griffierecht van € 139,- aan appellante diende te vergoeden.