ECLI:NL:CRVB:2007:BA0027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Riphagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en vaststelling van maatmaninkomen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 december 2004, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant ontvangt sinds geruime tijd een WAO-uitkering, laatstelijk vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Op 22 september 2002 verzocht appellant om herziening van zijn uitkering vanwege toegenomen klachten. Het Uwv heeft na onderzoek de uitkering ongewijzigd voortgezet, wat leidde tot bezwaar van appellant. De rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 19 januari 2007 is appellant niet verschenen, maar het Uwv was vertegenwoordigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van de belastbaarheid van appellant, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts, onderschreven. De Raad concludeert dat appellant in staat is de geselecteerde functies te vervullen en dat de markeringen van de functies voldoende zijn toegelicht.
Daarnaast heeft de Raad de grief van appellant over de vaststelling van het maatmaninkomen beoordeeld. De Raad verwijst naar rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige, waarin de berekening van het maatmaninkomen is uiteengezet. De Raad oordeelt dat er geen onjuiste vaststelling heeft plaatsgevonden en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 2 maart 2007.