ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-193 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering en WAO-schatting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 december 2004, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 7 november 2003 zijn besluit van 22 mei 2003 gehandhaafd, waarbij de eerder aan appellant toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering werd ingetrokken. Dit gebeurde omdat het Uwv van mening was dat de arbeidsongeschiktheid van appellant tot minder dan 15% was afgenomen, ondanks zijn schouderklachten en suikerziekte, waardoor hij niet in staat was zijn werk als productiemedewerker te verrichten.

Tijdens de zitting op 26 januari 2007 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.E. Braak, aanvullende (para-)medische informatie overgelegd. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en een nadere arbeidskundige toelichting. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep vastgesteld dat de nadere arbeidskundige toelichting voldoende onderbouwd was en dat de belasting in de functies die aan appellant werden voorgehouden, de grenzen van zijn belastbaarheid niet overschreed. Hierdoor was het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

De Raad heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, maar het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in aanwezigheid van griffier J.E.M.J. Hetharie, en werd openbaar uitgesproken op 16 februari 2007. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding was om te concluderen dat het Uwv de arbeidsbeperkingen van appellant had onderschat, aangezien de (bezwaar-)verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met zijn medische situatie.

Uitspraak

05/193 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 december 2004, 03/2997,
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 februari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Hij heeft in de loop van het hoger beroep tot twee maal (para-)medische informatie overgelegd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een nadere arbeidskundige toelichting overgelegd.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 januari 2007. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Braak, advocaat te Utrecht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Florijn.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidende beroep keert zich tegen het besluit van 7 november 2003, waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 22 mei 2003 tot de intrekking van de eerder aan appellant toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ingaande 14 juli 2003, omdat de arbeidsongeschiktheid van appellant tot minder dan 15% zou zijn afgenomen. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant weliswaar als gevolg van schouderklachten (links) en suikerziekte buiten staat is tot het verrichten van zijn werk als productiemedewerker, maar desondanks gangbare arbeid kan verrichten, waarmee een loonverlies van minder dan 15% optreedt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat geen aanleiding bestaat om appellant te volgen in zijn stelling dat het Uwv bij zijn besluitvorming de voor hem als gevolg van ziekte of gebrek bestaande arbeidsbeperkingen heeft onderschat. De (bezwaar-)verzekeringsartsen zijn er immers van uitgegaan dat de schouderklachten en suikerziekte van appellant tot zekere arbeidsbeperkingen aanleiding geven. Uit de beschikbare medische gegevens kan niet worden afgeleid dat de op 14 juli 2003 bestaande arbeidsbeperkingen zijn onderschat. De in hoger beroep overgelegde
(para-)medische gegevens zien op de (meer) actuele situatie en niet op de hier van belang zijnde datum.
Met de in hoger beroep overgelegde nadere arbeidskundige toelichting acht de Raad thans voldoende toegelicht dat de kenmerkende belasting in de aan appellant als geschikt voorgehouden functies de grenzen van zijn belastbaarheid niet overschrijden. Daarmee is in hoger beroep het bestreden besluit alsnog van een voldoende draagkrachtige motivering voorzien. De Raad ziet hierin aanleiding om het bestreden besluit wegens strijdigheid met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te vernietigen, maar de rechtsgevolgen ervan in stand te laten. Ook de aangevallen uitspraak kan daarmee geen stand houden.
Tevens zal de Raad het Uwv veroordelen in de kosten van het geding wegens de aan appellant verleende rechtsbijstand, in het geding bij de rechtbank begroot op € 644,-- en in hoger beroep op € 644,-- tezamen € 1.288,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidende beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen in de proceskosten tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen aan appellant;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen aan appellant het door hem gestorte griffierecht ad € 133,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2007.
(get.) R.C.Stam.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.