ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9879
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding beroepstermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 februari 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. S.J. Brunia, stelde dat medische omstandigheden haar hebben belet om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beroepstermijn was aangevangen op 8 juli 2004 en geëindigd op 18 augustus 2004, en dat appellante haar beroepschrift pas op 21 september 2004 had ingediend, wat te laat was.
De Raad overweegt dat de appellante onvoldoende concrete en geobjectiveerde medische gegevens heeft overgelegd die zouden aantonen dat zij niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. De verklaring van haar huisarts, W.M. Kort, waarin wordt gesproken over paniekstoornissen en fobieën, werd niet als voldoende beschouwd om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De Raad concludeert dat de omstandigheden van appellante niet leiden tot een andere beoordeling dan die van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat de appellante niet in haar beroep kan worden ontvangen, omdat zij de wettelijke termijn voor het indienen van haar beroep heeft overschreden zonder dat daar een gegronde reden voor was.