ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9844

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-5071 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een besluit tot weigering van een WAO-uitkering na intrekking door het Uwv

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft geweigerd. Het Uwv stelde dat appellante na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken op 3 september 2002 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar dat appellante tegen dit besluit indiende, werd ongegrond verklaard in een beslissing op bezwaar van 21 mei 2003. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Kuit. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 10 januari 2007 laten weten het bestreden besluit in te trekken, omdat dit onzorgvuldig was voorbereid. De zitting vond plaats op 12 januari 2007, maar appellante en haar gemachtigde waren niet verschenen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door meerdere medewerkers.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht het bestreden besluit heeft ingetrokken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,--. De Raad heeft bepaald dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moet nemen en dat het griffierecht van € 140,-- aan appellante moet worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan op 23 februari 2007.

Uitspraak

04/5071 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2004, 03/2011
(hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 23 februari 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 15 november 2002 heeft het Uwv geweigerd aan appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen, onder overweging dat zij, na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken, op 3 september 2002 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 21 mei 2003 (hierna: het bestreden besluit), ongegrond verklaard.
De rechtbank Rotterdam heeft het ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 januari 2007 heeft het Uwv laten weten het bestreden besluit in verband met de onzorgvuldige voorbereiding in te trekken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2007, waar appellante en haar gemachtigde - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen en waar het Uwv zich heeft doen vertegenwoordigen door E.J.S. van Daatselaar, H.A.M. Hulshof, W.C. Otto en D. Vermeulen.
II. OVERWEGINGEN
Nu het Uwv met zijn brief van 10 januari 2007 heeft aangegeven het bestreden besluit in te trekken omdat dit onzorgvuldig is voorbereid en dat het Uwv nog enige tijd nodig heeft om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, ziet de Raad aanleiding om de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit te vernietigen.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal
€ 644,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar neemt;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 140,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en
R.C. Stam als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
BKH 050207