ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9792
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en ziekengeld met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van H. van Marle tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de toekenning van een WAO-uitkering en de weigering van ziekengeld. Appellant, die als internationaal vrachtwagenchauffeur werkte, meldde zich in november 1999 ziek vanwege psychische klachten. Het Uwv kende hem een WAO-uitkering toe, maar verlaagde deze later na medisch en arbeidskundig onderzoek. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. Het hoger beroep is geregistreerd onder nummer 04/6198 WAO.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische gegevens van behandelend artsen geen aanleiding geven tot twijfel aan de medische grondslag van het besluit van het Uwv. De Raad concludeert dat de belasting in de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. Ook de grief over het vereiste opleidingsniveau in de geselecteerde functies wordt verworpen. Het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 1 wordt afgewezen.
Daarnaast is er een tweede hoger beroep geregistreerd onder nummer 05/6999 ZW, waarin appellant aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat zijn Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn beperkingen correct weergeeft. De Raad oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft aangenomen dat appellant op 9 februari 2004 niet meer of anderszins beperkt was tot het verrichten van arbeid dan op 9 september 2003. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken en wijst het hoger beroep af.