ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- A. Kovács
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om een WAO-uitkering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn arbeidsongeschiktheid tijdens de periode waarin hij voor de WAO verzekerd was. Appellant had van 1965 tot 1972 in Nederland gewerkt en keerde daarna terug naar Marokko. In juni 1997 verzocht hij het Uwv om een WAO-uitkering, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag kon worden vastgesteld en dat er geen onafgebroken periode van 52 weken van arbeidsongeschiktheid was. Dit leidde tot een afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv, waarbij werd opgemerkt dat de lange periode tussen het intreden van de arbeidsongeschiktheid en de melding daarvan bij het uitvoeringsorgaan voor rekening van appellant kwam. De rechtbank vond de medische informatie die appellant had overgelegd onvoldoende om te concluderen dat hij arbeidsongeschikt was geworden tijdens zijn verzekerde periode. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, met A. Kovács als griffier, en vond plaats in het openbaar op 23 februari 2007.