ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- A.T. de Kwaasteniet
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 5 oktober 2004 het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 februari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J. Brosius, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar uitkering in te trekken. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv geen te geringe medische beperkingen bij appellante hadden vastgesteld en dat er voldoende passende functies voor haar beschikbaar waren.
Tijdens de zitting op 12 januari 2007 is appellante in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het Uwv niet aanwezig was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de redenering van de verzekeringsartsen heeft gevolgd, omdat haar klachten niet louter op een diagnose gebaseerd zouden moeten zijn, maar ook medisch objectiveerbaar zijn. De Raad heeft echter geoordeeld dat de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit geen gebreken vertoonde en dat er voldoende functies waren aangeduid die appellante, gezien haar vastgestelde belastbaarheid, zou moeten kunnen vervullen.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van niet-matchende onderdelen en dat het standpunt van appellante niet kon worden onderschreven. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en J.P.M. Zeijen als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.