ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de Sociale verzekeringsbank (Svb) haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had geweigerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 februari 2007 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb inmiddels aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen door haar alsnog een ANW-uitkering toe te kennen over de periode van december 2001 tot en met juli 2003. Hierdoor heeft appellante geen procesbelang meer bij de beoordeling van het geschil in hoger beroep. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Raad de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. Tevens is bepaald dat de Svb het betaalde griffierecht van € 134,- aan appellante dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier R. Roeland, en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de verplichtingen van de Svb in het kader van de proceskostenvergoeding.