ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- A.T. de Kwaasteniet
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 24 september 2004, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, die op 17 januari 2002 uitviel voor zijn werkzaamheden door de ziekte van Pfeiffer en later ook psychische klachten ontwikkelde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem per 27 juli 2003 geen WAO-uitkering toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende medisch onderzoek was verricht en dat er geen informatie was ingewonnen bij de behandelend specialisten van appellant. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 23 februari 2007 behandeld.
Tijdens de zitting op 12 januari 2007 heeft de gemachtigde van appellant, mr. V.J.M. Janszen, de grieven toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door R. Zaagsma. De Raad constateert dat appellant in hoger beroep geen nieuwe grieven heeft aangevoerd, maar enkel verwees naar zijn opname in een kliniek in december 2004. De Raad benadrukt dat deze opname geen invloed heeft op de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid per 27 juli 2003, aangezien het gaat om de situatie op dat moment.
De Raad volgt de eerdere overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen reden is om de medische beoordeling door het Uwv niet te volgen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.