ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering in verband met fiscale keuzes en inkomsten uit eigen bedrijf
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1977 uitkeringen ontving op basis van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante exploiteerde sinds 1991 een snackkiosk, maar haar uitkeringen werden in 1993 verlaagd op basis van haar inkomsten. In 2002 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de arbeidsongeschiktheid van appellante opnieuw vastgesteld, wat leidde tot een herziening van haar uitkering en een terugvordering van onterecht ontvangen bedragen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft de besluiten gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep heeft ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het beroep van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad stelt vast dat het Uwv de terugvordering onterecht heeft gehandhaafd en dat appellante niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt. De Raad oordeelt dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar inkomsten invloed hadden op haar uitkering. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de terugvordering en verklaart het beroep van appellante ongegrond, met uitzondering van de terugvordering. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante en bepaalt dat het griffierecht wordt vergoed.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel het Uwv als appellante in het verstrekken van informatie en de gevolgen van fiscale keuzes op de uitkering. De Raad bevestigt dat de terugvordering terecht is, maar dat de rechtbank niet correct heeft gehandeld in de beoordeling van het beroep.