ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en reductiefactor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 mei 2004, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, die werkzaam was als simulator-flight-instructor, had zich op 2 november 2000 ziek gemeld vanwege hart- en rugklachten en nervositeit. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant bij besluit van 11 december 2001 een WAO-uitkering toe, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Appellant was het niet eens met de medische grondslag van het bestreden besluit en betwistte de bevindingen van de bezwaar-verzekeringsarts Dijkstra, die volgens hem louter op subjectieve overwegingen waren gebaseerd. Appellant stelde dat de conclusies uit een röntgenonderzoek meer gewicht dienden te krijgen, omdat deze objectieve bevindingen waren van een deskundige.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de bezwaar-verzekeringsarts Dijkstra zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad vond geen aanleiding om appellant door een onafhankelijke deskundige te laten onderzoeken en oordeelde dat de grief van appellant niet slaagde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de reductiefactor correct was toegepast. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier P. van der Wal en vond plaats op 21 februari 2007.