ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 5 juli 2006. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 20 december 2005, waarbij zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 20 september 2005 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Appellant stelde dat de termijnoverschrijding hem niet aangerekend mocht worden, omdat hij herhaaldelijk om opheldering had gevraagd aan het Uwv over de reikwijdte van het besluit van 20 september 2005. Hij meende dat hij op basis van uitlatingen van een Uwv-medewerker mocht vertrouwen dat hij geen bezwaarschrift hoefde in te dienen. De Raad overwoog echter dat de te late indiening van het bezwaarschrift niet-verschoonbaar was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was.
De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat aan appellant of zijn gemachtigde onterecht toezeggingen waren gedaan over de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift. Ook de subsidiaire grief van appellant, dat de termijn pas zou zijn gaan lopen na het wegnemen van onduidelijkheden door het Uwv, vond geen steun in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier.