ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- A.C.W. Ris-van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de geschiktheid voor gangbare arbeid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 8 november 2004 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Dit besluit betrof de intrekking van haar WAO-uitkering, die was ingegaan na haar arbeidsongeschiktheid door bekken- en psychische klachten. De rechtbank oordeelde dat de WAO-schatting op een juiste medische en arbeidskundige basis was uitgevoerd. Appellante, die als verkoopster werkte, was op 24 juli 2000 uitgevallen en had na de wachttijd van 52 weken een volledige WAO-uitkering ontvangen. Het Uwv had echter geconcludeerd dat zij per 5 februari 2004 in staat was om gangbare arbeid te verrichten, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering.
Tijdens de zitting op 29 december 2006 was appellante niet aanwezig, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door W.J.M.H. Lagerwaard. De Raad voor de Rechtspraak heeft appellante via een advertentie in de Staatscourant opgeroepen, omdat zij met onbekende bestemming was vertrokken. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij niet in staat was om te werken en vreesde dat haar situatie zou verslechteren als zij volledig moest gaan werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bestreden besluit op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berustte. De argumenten van appellante in hoger beroep werden als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd, die door de rechtbank al op goede gronden waren verworpen. De Raad vond geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, en concludeerde dat de rechtbank ook rekening had gehouden met het oordeel van appellante's psychiater. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 februari 2007.