ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8891

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4452 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlaging arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 juni 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tot verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 februari 2007 uitspraak gedaan. Appellant heeft hoger beroep ingesteld na de ongegrondverklaring van zijn beroep door de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de zitting vond plaats op 26 januari 2007, waar appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. Y.P.J. Derksen. De rechtbank had eerder het besluit van 8 juni 2004, dat de uitkering per 26 maart 2003 verlaagde, ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van een ingeschakelde deskundige volgde. Deze deskundige, H.J. Gilhuis, concludeerde dat appellant neurologisch geschikt was voor zowel parttime als fulltime arbeid. De Raad heeft in zijn overwegingen het oordeel van de deskundige gevolgd en geen aanleiding gevonden om dit oordeel te betwisten, ondanks de recente beschadiging van een oogzenuw. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

05/4452 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats](hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 juni 2005, 04/3015 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 februari 2007

I.PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007, waar appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Y.P.J. Derksen.

II.OVERWEGINGEN

Voor een uitvoerige uiteenzetting van de in dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 8 juni 2004 - tot verlaging van appellants arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering per 26 maart 2003 - ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe de door haar ingeschakelde deskundige in zijn conclusies gevolgd.
In de vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een ingeschakelde onafhankelijke deskundige pleegt te volgen. De Raad ziet in hetgeen door appellant is aangevoerd geen aanleiding in dit geval anders te oordelen. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat de deskundige H.J. Gilhuis zijn conclusie heeft gebaseerd op onderzoek van appellant, de in het dossier aanwezige op appellant betrekking hebbende stukken en de anamnese. Desgevraagd heeft de deskundige verklaard dat appellant neurologisch geschikt is zowel parttime als fulltime arbeid te verrichten. Dit is het duidelijke eindoordeel van de deskundige. Dat oordeel is naar behoren gemotiveerd. Weliswaar heeft de deskundige aanvankelijk geantwoord dat appellant tot parttime arbeid in staat is, maar hierbij is de deskundige blijkbaar uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat zijn oordeel werd gevraagd over het verrichten van parttime (en niet fulltime) werkzaamheden. Navraag door de rechtbank heeft tot een verduidelijking van de conclusies geleid. De Raad heeft geen aanleiding gevonden dat het onderzoek van de deskundige onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Hieraan doet niet af het enkele gegeven, dat zich recent de beschadiging van een oogzenuw zou zijn gebleken.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

III.BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2007.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
RB0202