ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlaging arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 juni 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tot verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 februari 2007 uitspraak gedaan. Appellant heeft hoger beroep ingesteld na de ongegrondverklaring van zijn beroep door de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de zitting vond plaats op 26 januari 2007, waar appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. Y.P.J. Derksen. De rechtbank had eerder het besluit van 8 juni 2004, dat de uitkering per 26 maart 2003 verlaagde, ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van een ingeschakelde deskundige volgde. Deze deskundige, H.J. Gilhuis, concludeerde dat appellant neurologisch geschikt was voor zowel parttime als fulltime arbeid. De Raad heeft in zijn overwegingen het oordeel van de deskundige gevolgd en geen aanleiding gevonden om dit oordeel te betwisten, ondanks de recente beschadiging van een oogzenuw. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.