ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/2227 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van 25 oktober 2006 stelde dat appellante de gronden van het hoger beroep niet tijdig had ingediend. Appellante, vertegenwoordigd door haar echtgenoot J.B.A. Bosma, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 19 januari 2007 zijn zowel appellante als het Uwv niet verschenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de vraag beoordeeld of het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad concludeert dat er onduidelijkheid bestond over de termijn voor het indienen van de beroepsgronden. Appellante had aanvankelijk uitstel gekregen tot 31 augustus 2006, maar de verlenging van de termijn tot 5 september 2006 was niet eenduidig. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de ingediende beroepsgronden op 7 september 2006 te laat waren.

De Raad heeft daarom het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 25 oktober 2006 vervalt. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen proceskosten vastgesteld die door appellante in verband met de verzetprocedure zijn gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 9 februari 2007.

Uitspraak

06/2227 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 9 maart 2006, 05/525 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 februari 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 25 oktober 2006 heeft de Raad het namens appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft haar echtgenoot, J.B.A. Bosma, namens appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2007, waar appellante en het Uwv - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 25 oktober 2006 berust hierop, dat appellante de gronden van het hoger beroep niet binnen de haar daartoe gestelde termijn alsnog heeft aangevoerd.
In geding is de vraag of het hoger beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Nadat appellante aanvankelijk bij brief van 6 juli 2006 een uitstel voor het indienen van de beroepsgronden was verleend tot en met 31 augustus 2006, heeft de Raad bij brief van 13 juli 2006 de termijn voor het indienen van de gronden met vier weken verlengd en daarbij aangegeven dat de termijn loopt tot en met 5 september 2006.
Laatstgenoemde datum is, te rekenen vanaf 31 augustus 2006, niet in overeenstemming met de verleende verlenging van vier weken, zodat deze niet eenduidig is. Daarom kan naar het oordeel van de Raad niet worden geconcludeerd dat de op 7 september 2006 ingediende beroepsgronden niet tijdig zijn ingediend.
Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 25 oktober 2006 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van door appellant in verband met de verzetprocedure gemaakte proceskosten is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.
PR/310107