ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering wegens bedrijfswinst van directeur-grootaandeelhouder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 10 maart 2004 zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die als directeur-grootaandeelhouder van een onderneming fungeert, betwist de korting op zijn WAO-uitkering die het Uwv heeft toegepast op basis van zijn bedrijfswinst. De rechtbank oordeelde dat appellant zijn informatieplicht niet is nagekomen en dat het Uwv de inkomsten uit zijn arbeid correct heeft berekend. Appellant stelt dat hij altijd de benodigde informatie heeft verstrekt en dat het Uwv ten onrechte zijn nettoresultaat als inkomen uit arbeid heeft aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad overweegt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant per 1 januari 1996 niet meer arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO, omdat zijn inkomsten uit arbeid het maatmaninkomen veruit overtroffen. De Raad wijst erop dat appellant, ondanks zijn gezondheidsklachten, in staat was om zijn onderneming winstgevend te runnen. De Raad concludeert dat het Uwv de kortingsbepalingen van de WAO terecht heeft toegepast en dat de beëindiging van de uitkering per 1 augustus 1996 gerechtvaardigd was.
De Raad benadrukt dat appellant verantwoordelijk is voor het verstrekken van volledige en juiste informatie aan het Uwv. Het niet tijdig melden van zijn status als directeur-grootaandeelhouder en de goede resultaten van zijn onderneming heeft geleid tot een onjuiste beoordeling van zijn recht op uitkering. De Raad oordeelt dat de terugwerkende kracht van het besluit van het Uwv niet in strijd is met de rechtszekerheid, omdat appellant niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht.