ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8703

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-886 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van kinderbijslag met terugwerkende kracht zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 30 december 2004 het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 januari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de weigering van kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) met terugwerkende kracht. Appellante had kinderbijslag aangevraagd voor haar zoon, geboren in 1966, en stelde aanspraak te maken op kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 1982. De Svb had echter vastgesteld dat appellante geen recht had op kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal van 2003, omdat haar zoon op dat moment ouder was dan 18 jaar. De Raad overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de standaardregels omtrent kinderbijslag. De rechtbank heeft het besluit van de Svb onderschreven en de Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht die de Raad tot een ander oordeel zouden kunnen brengen. Daarom is het hoger beroep vergeefs ingesteld. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

05/886 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 december 2004, 04/2921 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 26 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft enkele nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2006.
Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
Bij formulier gedagtekend 24 februari 2004 heeft appellante kinderbijslag aangevraagd ten behoeve van haar [naam zoon]naam zoon], geboren in 1966. In bezwaar heeft appellante aangegeven dat zij aanspraak maakt op kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 1982.
Bij besluit van 11 juni 2004 heeft de Svb gehandhaafd het besluit van 6 april 2004, waarbij is vastgesteld dat appellante geen recht heeft op kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal van 2003. Opgemerkt wordt dat er geen sprake is van een bijzonder geval. De terugwerkende kracht van het eventuele recht is derhalve maximaal één jaar. Bij de beoordeling vanaf het eerste kwartaal van 2003 geldt dat [naam zoon] op dat moment ouder was dan 18 jaar. Vanaf 1 januari 1996 bestaat voor kinderen ouder dan 18 jaar geen recht meer op kinderbijslag. [naam zoon] kan niet meer vallen onder de overgangsregeling. Derhalve is volgens de Svb terecht kinderbijslag geweigerd.
De rechtbank heeft het besluit van de Svb, op de daaraan ten gronde gelegde motivering, onderschreven en het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante haar eerder naar voren gebrachte grieven herhaald.
De Raad overweegt als volgt.
De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten gronde liggende overwegingen. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met appellantes stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
Het hoger beroep is dan ook vergeefs ingesteld.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2007.
(get.) H.J. Simon.
(get.) P.H. Broier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.