[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 augustus 2004, reg.nr. 03/1535 (hierna: aangevallen uitspraak),
onderlinge waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep Zorgverzekeraar u.a. (rechtsopvolger van Stichting Centrale Zorgverzekeraars groep, Ziekenfonds) (hierna: het Ziekenfonds)
Datum uitspraak: 10 januari 2007
Namens appellante heeft haar vader, H.L.H. Roumen, hoger beroep ingesteld.
Het Ziekenfonds heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 29 november 2006, waar partijen niet zijn verschenen.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante, ten tijde in geding verzekerd ingevolge de - inmiddels vervallen - Ziekenfondswet (Zfw), heeft in 1993 bij een aanrijding door een achterop komende auto een whiplash opgelopen. De daardoor ervaren pijnklachten zijn verergerd doordat zij in 2000 een dichtvallende achterklep van een auto op haar rug heeft gekregen.
In verband met haar klachten is zij in Nederland onderzocht door een aantal specialisten op het gebied van de neurologie, orthopedie en neuropsychologie, hetgeen niet heeft geresulteerd in het verdwijnen van haar pijnklachten.
Zij heeft zich begin 2002 gewend tot dr. J.P.C. Peperkamp, neuroloog te Eindhoven, die haar heeft voorgesteld aan
A.O. Bonati, arts te Hudson, VS. Deze achtte volgens neuroloog Peperkamp operatieve ingrepen noodzakelijk.
Appellante heeft het Ziekenfonds bij brief van 22 juli 2002 verzocht om vergoeding van de kosten, verband houdende met de door Bonati voorgestelde laserbehandelingen van de rug ter hoogte van de nek en de thorax in het Bonati Institute te Hudson in de VS.
Namens het Ziekenfonds heeft drs. P.J.F.S. Ritzen, directeur operationele zaken van het Ziekenfonds, die aanvraag bij besluit van 20 augustus 2002 afgewezen.
Bij brief van 12 september 2002 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 augustus 2002. In het kader van de behandeling van het bezwaar heeft het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) op 13 mei 2003 schriftelijk advies uitgebracht aan het Ziekenfonds.
Bij besluit van 15 mei 2003 (hierna: bestreden besluit) heeft mr. S.A.M. Clijsen namens het Ziekenfonds het bezwaar van appellante tegen het besluit van 20 augustus 2002 ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer aangegeven dat de voorgestelde endoscopische laseroperaties aan de wervelkolom naar de huidige stand van zaken (nog) geen gebruikelijke behandelingen zijn en dat een medische indicatie voor een operatieve behandeling ontbreekt.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat het bestreden besluit niet lijdt aan een bevoegdheidsgebrek, dat de beslistermijn die geldt voor het nemen van een besluit op bezwaar door het Ziekenfonds is overschreden, maar dat dit niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voorts heeft de rechtbank onder verwijzing naar de artikelen 8 en 9 van de Zfw en artikel 12 van het Verstrekkingenbesluit Ziekenfonds-verzekering (Vb) overwogen dat beoordeeld dient te worden of de aangevraagde behandelingen door de internationale kring van beroepsgenoten als voldoende beproefd en deugdelijk is bevonden en daarmee als gebruikelijk in de kring van beroepsgenoten aangemerkt moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Ziekenfonds genoemd criterium juist toegepast. Daarnaast heeft het Ziekenfonds naar het oordeel van de rechtbank terecht het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een indicatie voor een operatieve behandeling van appellante. Ten slotte heeft de rechtbank het beroep op het Europees recht, met name op artikel 230 van het EG-Verdrag, verworpen omdat de Europese regelgeving niet ziet op medische behandelingen in landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, omdat een ondergeschikte niet mag beslissen over een besluit van een directielid, en voorts dat de beslistermijn is overschreden. De aangevraagde behandelingen moeten volgens appellante als gebruikelijke behandelingen worden aangemerkt. Ter staving heeft zij een lijst met titels van publicaties overgelegd. Voorts stelt zij dat er sprake is van doelmatige behandeling-en, omdat zij in Nederland niet operabel bleek. Zij heeft daarvoor verwezen naar de rapporten van de neurologen Peperkamp en Strack van Schijndel. Zij handhaaft haar beroep op artikel 230 van het EG-Verdrag. Ten slotte doet appellante een beroep op het gelijkheidsbeginsel, aangezien de ziekenfondsen DWS en Agis aan andere personen wel toestemming hebben verstrekt voor operaties bij Bonati in de VS.
Het Ziekenfonds heeft gepersisteerd bij zijn in het bestreden besluit neergelegde standpunt.
De Raad gaat bij zijn beoordeling uit van de algemeen verbindende voorschriften zoals die ten tijde in geding luidden. Voor een weergave daarvan verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Mandaat
De grief dat het bestreden besluit onbevoegd genomen is, faalt. Het besluit op bezwaar is krachtens mandaat genomen door een medewerker van de afdeling juridische zaken. Deze (staf)afdeling valt organisatorisch niet onder de directeur operationele zaken, die krachtens mandaat het besluit van 20 augustus 2002 heeft genomen. Noch artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht noch artikel 7:11 van die wet noch enige andere rechtsregel staat aan deze wijze van besluitvorming in de weg.
Overschrijding beslistermijn
Het standpunt van appellante met betrekking tot het overschrijden van de beslistermijn is juist. De Raad is echter, net als de rechtbank, van oordeel dat deze overschrijding niet kan leiden tot aantasting van het bestreden besluit, nu het om een termijn van orde gaat en niet gebleken is dat appellante daardoor substantieel in haar belangen is geschaad.
Medische indicatie
Daargelaten of de aangevraagde behandelingen gebruikelijk zijn in de zin van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb, is de Raad evenals de rechtbank van oordeel dat het Ziekenfonds op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen wegens het ontbreken van een medische indicatie voor de aangevraagde laserbehandelingen. Daarbij heeft de Raad van belang geacht dat appellante vóór haar aanvraag in Nederland diverse specialisten heeft geraadpleegd die geen aanleiding hebben gezien voor een operatie. Ter zitting van de rechtbank is door de gemachtigde van appellante erkend dat van de artsen die appellante hebben onderzocht alleen Bonati een operatie-indicatie heeft gesteld. De gedingstukken bevatten evenwel geen enkel stuk van Bonati zelf over de medische toestand van appellante. De door appellante eerder geraadpleegde orthopedisch chirurg Sybesma en de neuroloog Visser hebben geen afwijkingen geconstateerd. De medisch adviseur van het Ziekenfonds heeft uitgebreid gemotiveerd waarom er in dit geval geen operatie-indicatie is. De Raad ziet in de brieven van de neurologen Peperkamp en Strack van Schijndel onvoldoende aanknopingspunten om in weerwil van de bevindingen van genoemde artsen toch van een indicatie voor de aangevraagde behandelingen uit te gaan. Beide neurologen hebben op basis van een MRI lichte afwijkingen geconstateerd, maar zij hebben geen zelfstandig oordeel gegeven over de noodzaak van een operatieve behandeling van die klachten. Zij hebben volstaan met het verwoorden van de kennelijk door Bonati aangegeven noodzaak voor een paar operaties (Peperkamp) en van de wens van appellante om door Bonati behandeld te worden (Strack van Schijndel).
EG-recht
Het beroep van appellante op EG-recht treft geen doel, reeds omdat dat beroep feitelijk is gefundeerd op de noodzaak van een laserbehandeling door Bonati, welke noodzaak, zoals hiervoor is overwogen, niet aanwezig is.
Gelijkheidsbeginsel
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de door appellante – overigens niet nader gespecificeerde – beweerdelijk gelijke gevallen besluiten betreffen van een ander bestuursorgaan dan het Ziekenfonds (CZ). Het gelijkheidsbeginsel strekt in beginsel niet zover dat een bestuursorgaan gehouden is om gelijke gevallen op dezelfde wijze te behandelen als andere bestuursorganen dat doen.
Slotsom
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. 't Hooft als voorzitter en R.M. van Male en G.M.T. Berkel-Kikkert als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2007.