ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8261
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering voor groepsleerkracht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, een groepsleerkracht, tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 september 2004. Appellant had zich op 18 februari 2002 ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 3 februari 2003 dat appellant per 17 februari 2003 niet arbeidsongeschikt was voor zijn eigen functie. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt, ook na bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 januari 2007 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat de stellingen van appellant in hoger beroep in wezen een herhaling waren van eerdere argumenten die al door de rechtbank waren weerlegd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en verwees naar de overwegingen die daar aan ten grondslag lagen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren die zouden wijzen op arbeidsongeschiktheid van appellant op de datum in geding. De door appellant ingebrachte medische verklaring van psychiater A.M.A. Groot werd niet als voldoende bewijs gezien voor zijn arbeidsongeschiktheid.
De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier S.R. Bagga en is openbaar uitgesproken.